Kerk en jodendom - DD 26-1
Pasen en Pesach
Wat vieren christenen met Pasen? Wanneer je die vraag voorlegt aan Nederlanders die enige affiniteit hebben met de christelijke traditie –en dus niet alleen maar denken aan het voorjaar en aan kuikens en paashazen–, zullen ze waarschijnlijk antwoorden: de verrijzenis. Of, wanneer ze een protestantse achtergrond hebben, de opstanding van Christus. Maar waarom noemen wij Pasen dan "Pasen"? Waarom niet gewoon feest van de verrijzenis of van de opstanding?
De naam "Pasen" herinnert christenen aan iets dat ze allicht dreigen te vergeten: Pasen (afkomstig van het Hebreeuwse woord "Pesach") is een van oorsprong joods feest waarop de Joden de bevrijding uit de slavernij in Egypte vieren. Die slavernij kan veel vormen aannemen en veel gezichten hebben. Dat is de reden waarom Joden elk jaar Pesach blijven vieren. Voor de christenen is die slavernij zonder meer een universeel menselijk gegeven dat mensen, mannen en vrouwen, sinds de dagen Adam en Eva, in haar ban heeft gehouden en steeds dreigt te houden. Die slavernij houdt in dat mensen hun leven laten bepalen door de angst voor de dood die iedereen op de knieën krijgt, door hebzucht en de neiging om medemensen te onderdrukken. Pasen, Pesach, herinnert ons aan de bevrijding uit die onderdrukking: God wil de mensheid bevrijden. Dat is voor christenen door de verrijzenis, de opstanding van Christus, op een heel bijzondere manier zichtbaar geworden.
Laten wij als christenen Pasen dus "Pasen" blijven noemen. Dat kan helpen voorkomen dat wij onze verbondenheid met de joodse traditie uit het oog verliezen. Het kan ons ook helpen om het christelijke paasfeest beter te begrijpen en om aan de dynamiek en de diepste betekenis ervan meer en beter recht te doen.
Gerard Rouwhorst,
Werkgroep Liturgie en Pastoraat, Katholieke Raad voor Israël